Lotte Bronsveld

6 praktische cognitief-gedragstherapeutische technieken uit de Basiscursus CGT

Sessie na sessie na sessie. Op een volle dag zien psychologen al snel 6 tot 7 verschillende cliënten. De tijd bijhouden doen we allemaal, maar eroverheen gaan ook. En dat alles binnen een scherp afgebakend tijdskader waarin je de verslaglegging in orde moet maken, terwijl de volgende cliënt alweer staat te trappelen. Het is lastig om niet te verzanden in de praat-modus waarin we elke sessie vooral veel kletsen. Soms vergeten we weleens om te gaan doen. Herkenbaar? Laten we dieper ingaan op hoe we ervoor kunnen zorgen dat we zelf bij de les blijven en overgaan tot actie.




Natuurlijk is het goed om gedachten uit te dagen, een socratische dialoog te voeren en ons aan de neerwaartse pijltechniek te wagen. Dat zorgt voor nieuwe inzichten en kan de cliënt helpen de puzzelstukjes op zijn plaats te leggen. Maar daarin blijven hangen kan ook een valkuil zijn. Want, door niets te gaan doen kunnen we blijven hangen in het praten. En op die manier blijft de ervaring van een cliënt uit. En dat is jammer. Gevoelsmatig kan een cliënt namelijk gelijk een verandering door een directe ervaring op te doen. Hierdoor wordt verleidelijker om de gedragservaring in het dagelijks leven verder toe te passen. Er is namelijk al een positieve ervaring opgedaan!

Misschien ben je momenteel ook bezig met de CGt cursus, heb je hem lang geleden al gevolgd of staat het op je wensenlijstje. Wat het ook mag zijn, een opfrissing of herhaling van onderstaande technieken kan nooit geen kwaad. En wie weet brengt het je weer op ideeën om de volgende sessie zelf direct aan de slag te gaan.

  1. Het gedragsexperiment

    Na het uitdagen van gedachten kan de automatisch gedachte steeds beter uitgebalanceerd worden – met de daaraan toegevoegde realistische en helpende gedachten die zijn besproken met de cliënt. Het daadwerkelijk voelen komt in een later stadium. Na veel herhaling wordt het gevoel langzaamaan beter gegrond en gaat de score van ‘hoe realistisch’ de alternatieve gedachten aanvoelen, omhoog. Hoe kan je dit gemakkelijk versterken? Door de uitvoering van een gedragsexperiment! Maak het experiment zo concreet mogelijk. Spreek ook af op welke dag het uitgevoerd zal worden en wanneer de uitslag geslaagd zal zijn. Het boek Gedragsexperimenten in de cognitieve therapie van James Bennett-Levy vind ik zelf een heel fijn naslagwerk dat je echt bij de hand neemt om krachtige gedragsexperimenten op te zetten. Zowel jij als je cliënt zullen blij worden van het resultaat.


  2. De kosten- en batenanalyse

    Zoals de titel het ook al zegt neem je hier de tijd om de voor- en nadelen op een rij te zetten. In de verslavingszorg gebruiken we deze methode eigenlijk bij elke cliënt. Wat brengt het je? Ik vind het persoonlijk heel fijn om even afstand te nemen van wat er speelt. Je creëert letterlijk ruimte en bekijkt samen vanaf een afstand de kosten en baten. Daarbij is het een hele fijne houvast om verder in de therapie op terug te kunnen komen. Vooral als je het hebt over de korte- en langetermijnconsequenties van bepaald gedrag. Het schept overzicht en laat ook zien wat maakt dat het gedrag niet gemakkelijk te veranderen is. Er kleven immers altijd (persoonlijke) voordelen aan een bepaald gedrag. Een prettige methode, waarbij je in de doe-modus kan gaan door bijvoorbeeld samen op het bord de voor- en nadelen op een rij te zetten.

  3. De rechtbank methode

    Wat is de beste plek om te bepalen of iemand schuldig is of niet? Kinderen zullen waarschijnlijk ‘bij de rector’ of ‘door papa of mama’ antwoorden. Volwassen cliënten denken wellicht eerder aan een rechtbank. Wanneer er sprake is van grote schuldgevoelens, verantwoordelijkheidsgevoel of schaamte kan gewerkt worden met de rechtbankmethode. Zelf vind ik deze methode het meest doeltreffend als er daadwerkelijk een rechtbank nagebootst wordt. Je kunt dit doen door bijvoorbeeld een rechter op het bord te tekenen. Dat is de persoon waarvoor de argumenten aangedragen zullen worden. Ga erbij staan, leef je in en houd de aanpak serieus. Op de lege stoel kan de cliënt ingebeeld worden. Zelf speel je de aanklager en de cliënt zal ‘zichzelf’ verdedigen. Ook spreekt de cliënt aan het einde van de zitting de uitspraak uit. Allereerst voor de zaal en uiteindelijk ook persoonlijk voor zichzelf (in de ik-vorm).

    Een voorbeeld van de rechtbanktechniek is hierboven te zien bij Ronald Rogiers voor de VGCt. Deze techniek blijft het beste hangen als je goed stilstaat bij wat er is gebeurd, wat de cliënt hiervan meeneemt en ook hoe zij dit in de toekomst kan vasthouden.

  4. Meerdimensionaal evalueren

    Bij het meerdimensionaal evalueren ga je in op een uitspraak waarin de cliënt zichzelf evalueert door middel van één sterke dimensie. Een uitspraak kan zijn ‘ik ben een mislukkeling’. Je gaat vervolgens in op het tegenovergestelde van mislukkeling, namelijk geslaagd, en pluist dit samen helemaal uit. Het kan helpen de cliënt twee persoon in gedachten te laten nemen: een persoon die hij een totale mislukkeling vindt (bijv. Hitler) en ook een persoon die hij volledig geslaagd vindt (bijv. Nelson Mandela). Deze dienen beiden als uiteinde op het spectrum. In veel gevallen is dit een schaal van 0 (totale mislukking) tot 10 (volledig geslaagd). Als het lastig is om een geslaagd persoon in gedachten te nemen, kan het breder getrokken worden door te vragen: ‘welke persoon in de hele wereld kan je hiervoor bedenken?’.

    Als behandelaar plaats je deze twee personen op het spectrum: in dit geval Hitler aan de ene kant en Nelson Mandela aan de andere kant. Je kunt ook de begrippen (bijv. mislukking-geslaagd) zelf gebruiken zoals in de video over meerdimensionaal evalueren van de VGCt. Hier laat je de cliënt zich op scoren van 0 to 10. Vervolgens bedenk je samen met de cliënt andere dimensies (minstens 6) die maken of iemand een mislukkeling of een geslaagd persoon is in zijn ogen. Vraag nu de cliënt hoe hij zich zou scoren op al de andere dimensie. Uiteindelijk kun je deze scores bij elkaar optellen en kijken hoe ver het gemiddelde af staat van zijn oorspronkelijk score op de eerste dimensie. In veel gevallen valt de score hoger uit dan een cliënt vooraf verwachtte. Door de uitspraak ‘mislukkeling’ op meerdere dimensies te evaluaren laat je zien dat een cliënt op bepaalde dimensies toch hoog kan scoren. Ondanks dat hij zichzelf identificeert als een mislukkeling. 

  5. De taartpunttechniek

    Deze techniek is prettig om te gebruiken bij een negatief zelfbeeld, een hoog verantwoordelijkheidsgevoel en schuldgevoelens. Je bedenkt alternatieve verklaringen en oorzaken wanneer iemand zich volledig verantwoordelijk voelt voor een situatie of alle schuld op zichzelf schuift. Allereerst vraag je in procenten de verantwoordelijkheid die cliënt zichzelf geeft in de specifieke situatie. Daarna ga je samen stil staan bij mogelijke alternatieven. Wanneer iemand bijvoorbeeld 90% zeker is dat hij hiv heeft, pluis je uit wat er nog meer mogelijk zou kunnen zijn. Er is altijd een rol van (1) jezelf (2) de ander en (3) de omgeving. Door samen stil te staan bij deze alternatieven en vervolgens een taart in te vullen met de kansen in procenten, wordt vaak duidelijk dat de kans dat een cliënt volledig verantwoordelijk is lager is dan hij van tevoren had ingeschat. De werkelijkheid kan dus anders ervaren worden dan wat iemands gevoel aanvankelijk ingeeft.

  6. Cumulatieve kansberekening

    Soms denkt een cliënt: ‘als mijn dochter alleen naar school fietst, zal ze een auto-ongeluk krijgen’. Hoe realistisch is het dat dit zal gebeuren? Met cumulatieve kansberekening ga je samen letterlijk de kans berekenen dat deze situatie plaats zal vinden. Gevoelsmatig is een cliënt vaak wel 80-90% zeker dat iets gebeurt. De vraag is of dit ook overeenkomt met de realiteit. Om dit te toetsen schrijf je op wat er allemaal zou moeten gebeuren voordat het ongeluk plaats kan vinden. Hoe groot is de kans dat er auto’s op we weg zijn? (bijv. 90%) Hoe groot is de kans dat een bestuurder niet goed oplet? (bijv. 20%) Hoe groot is de kans dat de dochter zelf op haar telefoon zit? (bijv. 60%). Als je de kans cumulatief berekent dan kom je uit op een totale kans van: 0,9 x 0,2 x 0,6 = 0,108 (kans van 1 op de 16 gevallen). Hoe meer factoren er toe worden gevoegd, hoe kleiner de kans uiteindelijk wordt. Oefen dit van tevoren en kijk daarbij goed hoe je de berekening precies maakt, zodat het wel kloppend is. Alle deelkansen zijn afhankelijk van elkaar. Als één stap niet gebeurt zal de gehele uitkomst veranderen. Vraag cliënten om wat jullie hebben besproken in twee zinnen samen te vatten. Wat neemt cliënt hiervan mee?

Meer van deze methodes zijn te zien op het youtube kanaal van de VGCt. Het is zeker aan te raden deze (weer) eens te bekijken of het boek cognitieve therapie, de basisvaardigheden van E. ten Broeke et al. als naslagwerk erbij te pakken.

Doe-modus zet meer aan tot activatie

Het fijne van de doe-modus is dat het meer aanzet tot activatie. Door het te doen, laat je het de cliënt direct ervaren. En ervaring speelt weer sterk mee in de gedachten en het gevoel van de cliënt. Dit maakt het zo effectief en versterkt het leerproces. Natuurlijk is het niet zo dat een cliënt na de uitvoering van een enkele oefening zich direct totaal anders voelt. Maar als er gevoelsmatig als een verschuiving plaatsvindt is het mooi meegenomen. Wanneer een overtuiging van een bepaalde gedachte eerder 90% zeker ‘waar’ was en na de uitvoering van een techniek nog ‘maar’ 60%, dan hebben we al progressie geboekt.

Heb ik je betrapt? Was je even weggeglipt in de praatmodus? Kan gebeuren. Hopelijk heb je nu wat inspiratie wat betreft CGT technieken die je in een volgende sessie toe kan passen.

Categorie: Blog Oefenmateriaal

Naar kennisbank